Over het verband tussen Franse grammaire, autorijden en verf….

Sedert vele jaren vraagt men mij af en toe om bijles Frans te geven aan leerlingen middelbaar of hoger onderwijs. Ik doe dat altijd met veel plezier, ik hou van werken met jongeren. Vorig jaar dacht ik er even mijn hoofdactiviteit van te maken, maar ondertussen heeft mijn passie voor trainingen zakelijk Frans het pleit gewonnen. De bedrijfswereld vind ik ontzettend boeiend, ik leer elke dag bij van mijn cursisten, en dat werkt als een inspirerende kruisbestuiving.
 
Bijlessen allerhande zijn nochtans een booming business geworden!

We kunnen er niet om heen! Met de regelmaat van de klok, en dat sedert enkele jaren al, slaan de media ons om de oren met artikels en doemberichten over de achteruitgang van de kennis Frans bij scholieren en studenten. Wat overblijft zijn gebrekkige Franse vaardigheden wanneer ze het secundair onderwijs verlaten.
 
En dus ook wanneer ze op de arbeidsmarkt komen.
En dan krijgen ze met mij te maken…:-).
Googel maar eens de zoektermen “kennis Frans in Vlaanderen” …
 
Dan stel je je toch de vraag: wat is er mis met het onderwijssysteem in Vlaanderen dat veel leerlingen niet meer zonder bijlessen kunnen slagen? En ook: hoe komt het dat ze niet voldoende Frans kennen op 18 jaar om op de arbeidsmarkt te kunnen functioneren?
 
Wat me steeds opvalt bij mijn bijlessen Frans, en dat vooral de laatste jaren, is dat de handboeken Frans secundair niet bijdragen aan een goede kennis van het Frans.

Hoe komt dat nu?

De nieuwe leermethodes gaan uit van een communicatieve aanpak. Simpel gezegd betekent dat dat grammatica aanleren geen doel op zich meer is. Het komt erbij als ondersteuning van het leren spreken en schrijven: een heel nobele en realistische doelstelling zou ik zeggen!

Vroeger (in de jaren 70, 80, 90) werden immers enorm veel lesuren besteed aan complexe grammaticale theorieën en uitzonderingen uitleggen en daarna driloefeningen maken. Waarvoor dat allemaal moest dienen, dat was eigenlijk bijzaak. Maar goed ook dat die tijd voorbij is.

De slinger is nu echter teveel doorgeslagen naar de andere kant. Om ervoor te zorgen dat grammatica enkel als hulpmiddel dient om zich vlot en duidelijk te leren uitdrukken in het Frans, krijgen leerlingen de grammaticaregels in hun handboeken in kleine behapbare stukjes gepresenteerd, heel terloops. Alsof het allemaal heel eenvoudig is, met een paar oefeningetjes erbij in de context van de les, en ze kunnen weer verder. Voor de rest leren ze vooral woordenschat en praten. Dat is althans hoe het in theorie in de leerplannen staat.

Volgens onderzoek wordt nog altijd effectief meer dan een kwart van de lestijd aan grammatica gespendeerd. Zie daarvoor in bijlage het artikel van Isabelle Peeters, universitair docent aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven (Grammaticaonderwijs Frans in Vlaanderen, Een enquête onder docenten, Levende talen Tijdschrift jg. 19, nr. 1, 2018, pp.26-34) (trouwens een goede vriendin van mij ;-))

Ja, wat is het probleem dan?

Waarom kunnen leerlingen bij het verlaten van het secundair dan toch bijna geen Frans spreken en gaat de kennis Frans zo achteruit, zou je zeggen?

Naar mijn aanvoelen bij mijn bijlesleerlingen missen zij, door die kleine hapjes grammatica, het overzicht van de grotere structuur van het Frans. De regels worden niet meer aangeboden per groter thema en geheel: vb. alle werkwoordtijden tezamen, alle pronoms personnels in een schema.

De handboekopstellers, de leerplanbouwers én vele leerkrachten lijken werkelijk schrik te hebben om nog grote grammaticale schema’s aan te bieden.

Leerlingen begrijpen daardoor echter niet de achterliggende redenen waarom je iets zus zegt en niet zo. Ze zijn vergeten dat ze een ander klein regeltje (over een onderdeel van de pronoms personnels bvb.) al eens vroeger geleerd hebben, dat over een gelijkaardig maar toch verschillend topic ging. (Kan je nog volgen ;-)?)

Grammatica vormt immers de basis waarop een taal gebouwd is, en geeft ook inzicht in de structuur van een taal. Begrijpen en structureren in het hoofd helpt om daarna beter te kunnen toepassen.

Als je je moedertaal geleerd hebt, dan zullen je ouders toch ook niet gedacht hebben: “Als hij/zij zich maar kan uitdrukken, of het nu vol grammaticale onjuistheden is, dat is van geen tel…”.

Daarnaast zijn ook de klassieke driloefeningen in het huidige talenonderwijs weggevallen, nochtans heel nuttig om dingen te automatiseren. Leren autorijden doe je ook niet met enkele theoretische schemaatjes en een uurtje oefenen: de eerste week het dasboard en enkele weken later de pedalen. Er is ook meer dan één uurtje oefening nodig wil je je rijbewijs halen. Zo niet zou er niet veel goeds uit voortkomen, vrees ik.

Hoe dan wel?

Mijn intuïtie werd trouwens óók bevestigd in de studie van Isabelle Peeters: “Het nastreven van de juiste grammaticale vorm in het Frans staat niet meer bovenaan de prioriteitenlijst bij leerkrachten. Betekenis gaat boven vorm. “

Isabelle Peeters pleit in het artikel, en ik kan me daar hélemáal bij aansluiten, voor een gecombineerde aanpak, waarbij zowel communiceren, spreken én schrijven dus, als een stevige grammaticale kennis voldoende aandacht krijgen. Enkel zo krijg je maximale garantie op bijleren én vooruitgang maken.

Waar wil je nu eigenlijk naar toe?

Al het voorgaande was nodig om aan te tonen waarom ik je aanraad bij een opleiding Frans voldoende tijd te besteden aan grammaticaregels, -structuren én -oefeningen, naast andere dingen natuurlijk (zie mijn blog De 5 bouwstenen om écht beter Frans te leren spreken),

Ook mijn cursisten weten dat ik dit onontbeerlijk vind.
Het is de enige weg om serieuze vorderingen te kunnen maken.

Dit grammaticale inzicht zal je uiteindelijk helpen om te leren denken in het Frans. En daar wil je uiteindelijk toch naartoe?

En de verf?

Voor wie niet houdt van grammatica en oefeningen, je weze dus gewaarschuwd:
Grammatica is de primer onder de verflaag.
En niet de glans er bovenop.

Bon weekend!
Christine